De Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), opgericht in 1720, was een Nederlandse particuliere handelsonderneming. Naast handel op havens aan de Oostzee en de Middellandse Zee hield de onderneming zich bezig met driehoekshandel of trans-Atlantische slavenhandel.
Bij een driehoeksreis of slavenreis vertrok een schip geladen met cargazoen (handelsgoederen) vanuit een Europese thuishaven naar de kust van West-Afrika. Aan de kust werden de handelsgoederen geruild tegen tot slaaf gemaakte Afrikanen, en tegen ivoor en of goud. Daarna zeilde het schip over de Atlantische Oceaan naar koloniën in Noord- en/ of Zuid-Amerika.
De Afrikanen werden verkocht via veilingen of rechtstreeks aan plantagehouders. Zij gingen een toekomst tegemoet als dwangarbeider op één van de vele suiker-, koffie-, tabaks- en of katoenplantages. Het schip keerde terug naar de thuishaven, vaak geladen met de producten van de plantages.
MCC of CCM?
De MCC werd in 1720 opgericht als ‘Commercie Compagnie der stad Middelburg’, afgekort tot CCM. Sinds de publicatie van de archiefinventaris in 1950 is het bedrijf bekend geworden als Middelburgse Commercie Compagnie (MCC).
Economie en oorlog
De economie van de Republiek kende een gouden eeuw, van omstreeks 1595 tot 1675. Tot 1700 handhaafde de handel zich aanvankelijk redelijk om aan het begin van de 18e eeuw enigszins te stagneren. Europese oorlogen, zoals de negenjarige oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) droegen hieraan bij. Toch was er weldegelijk geld in het land. Tijdens de genoemde oorlogen tierde de kaapvaart welig. Hierbij werden met toestemming van de regering vijandelijke schepen gekaapt en verkocht.
De Republiek & Middelburg
Internationaal speelde de Republiek in de 18e eeuw niet langer een grote rol. Binnen de Republiek voerde Holland met de haven van Amsterdam de boventoon. Middelburg had zijn positie van tweede havenstad van de Republiek al afgestaan aan Rotterdam. In 1720 probeerde de stad Middelburg de handel actief te stimuleren door bij te dragen aan de oprichting van twee bedrijven: de Middelburgse Assurantie Compagnie, een verzekeringsmaatschappij naar Amsterdams voorbeeld, en de MCC.
Windhandel
De MCC werd opgericht in 1720: het jaar van de beruchte Windhandel. Er was veel geld dankzij de kaapvaart en na beëindiging van de Spaanse Successieoorlog waren de mogelijkheden voor diezelfde kaapvaart – als bron van opbrengsten én als investeringsvehikel – gereduceerd. Tal van malafide ondernemers richtten bedrijven op, incasseerden het geld van investeerders en verdwenen.
Middelburg & MCC
Middelburg omarmde de oprichting van de MCC. De onderneming zou immers haar thuisbasis in de stad krijgen en het stadsbestuur zal de economische betekenis van de stad hoog hebben ingeschat. Daarnaast waren de heren bestuurders van plan zelf aandeelhouder te worden, zoals de intekening bij de oprichting liet zien. De banden tussen de stad en de nieuwe onderneming waren nauw.
Nadat de stad het besluit tot oprichting had goedgekeurd, haalde de MCC binnen korte tijd maar liefst een oprichtingskapitaal van 5 miljoen gulden op, bijeengebracht door 587 inschrijvers. De Windhandel gooide echter roet in het eten: veel inschrijvers raakten in de problemen en konden niet of voor een veel kleiner bedrag deelnemen. Uiteindelijk bedroeg het opgehaalde kapitaal iets minder dan 1,4 miljoen gulden.
Twee jaar na oprichting bezat het bedrijf in de stad een eigen scheepswerf, lijnbanen en pakhuizen. De werf was gesitueerd naast de werven van de Oost-Indische en West-Indische Compagnie.
Directie
De allereerste directie bestond uit 3 leden uit het Middelburgse stadsbestuur en 2 kooplieden. Vastgesteld werd dat alleen hoofdparticipanten mochten deelnemen aan het bestuur. In eerste instantie was iemand hoofdparticipant als hij 6.000 gulden inlegde, naderhand werd dit bijgesteld naar 3.000 gulden. Bovendien moesten toekomstige directeuren minimaal 2 jaar ingeschreven zijn én dienden zij in Middelburg te wonen.
De hoofdparticipanten kozen 16 commissarissen, die op hun beurt een aantal mannen uit hun midden koos voor:
- het controleren van de boeken
- de rekening en de verantwoording van de directeuren goed te keuren en te dechargeren
- het rapporteren van hun bevindingen aan de hoofdparticipanten
De directie vergaderde aan de Balans. Dat gebeurde waarschijnlijk de eerste jaren in een vergaderzaal in de St. Jorisdoelen en daarna in eigen pand aan de Balans. Achter dit pand stond een groot pakhuis van de MCC. In het pand van de schutterij van St. Joris bevonden zich diverse zalen, die behalve voor vergaderingen ook werden benut voor diverse veilingen, bijvoorbeeld van boedels.
Specialisatie tot mensenhandel
Van meet af aan richtte de MCC zich op diverse markten in verschillende werelddelen. Geografisch samengevat, van noord naar zuid: de Straat van Davis (walvisvaart), havens aan de Noordzee (bijvoorbeeld in Frankrijk), havens aan de Oostzee, havens aan de Middellandse Zee, via en over de Atlantische oceaan naar de kust van West-Afrika, havens in de Guyana’s en de Caraïben. Zelfs een ontdekkingsreis naar de Zuidzee en een reis naar Java in Oost-Indië werden ondernomen.
De eerste driehoeks- of slavenreis van de MCC vertrok in 1732 vanuit Middelburg. Het ‘alleenrecht op slavenhandel’ werd tot 1730 opgeëist door de West Indische Compagnie (WIC), daarna gaf dit semi-staatsbedrijf de handel ‘vrij’. Tegen betaling van recognitiegeld konden particuliere ondernemingen zoals de MCC gaan handelen in tot slaaf gemaakte Afrikanen.
De driehoeksreizen van de MCC gingen naar de Bovenkust (ongeveer Liberia en Ivoorkust) en de Goudkust (Ghana) en of naar de Benedenkust (Congo en het noorden van Angola). Vandaar vertrokken de schepen naar de Guyana’s (Suriname, Berbice, Essequibo en Demerary) en of naar Sint Eustatius en Curaçao. De bestemmingen aan de Bovenkust waren kenmerkend voor de mensenhandel door de MCC.
Hoogtijdagen en afschaffing
De handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen door de MCC groeide aanvankelijk gestaag totdat het bedrijf zich vanaf 1756 vrijwel specialiseerde in de mensenhandel. Tussen 1756 en 1807 reedde de MCC maar liefst 92 slavenreizen en 22 andere reizen uit. Gedurende het bestaan van de onderneming, van 1720 tot en met 1889, werden schepen van de MCC, voor zover bekend, uitgereed voor 114 driehoeks- of slavenreizen op een totaal van 296 reizen.
In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk de trans-Atlantische handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen. De Nederlandse handel in slaafgemaakten was al tot stilstand gekomen als gevolg van de oorlogen. De koloniën van de Republiek waren sinds 1795 onder Brits protectoraat. De Engelse afschaffing, de Abolitie, betekende definitief het einde, hoewel het nog tot 1814 zou duren eer de handel in slaafgemaakten door Nederland werd verboden.
Oorlogen in de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw:
- Spaanse Successieoorlog, 1701-1713
- Oostenrijkse Successieoorlog, 1740-1748
- Zevenjarige oorlog, 1756-1763
- Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, 1780-1784
- Coalitieoorlogen, 1792-1802
- Napoleontische Oorlogen, 1804-1815
Ook al was de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden, vanaf 1795 de Bataafse Republiek, niet altijd zelf in oorlog, de handel werd er wel door gehinderd. Zware schade ondervond de MCC van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog. Een aantal schepen van de MCC werd in Engeland opgebracht. De Napoleontische oorlogen brachten de handelsactiviteiten zelfs tot stilstand.
MCC in de 19e eeuw
De aard van het bedrijf veranderde drastisch in de 19e eeuw. Het bedrijf richtte zich vooral op de bouw van schepen voor anderen. Aan het begin van de eeuw werd de werf van de inmiddels opgeheven Oost-Indische Compagnie aangekocht. De directie verhuisde van de Balans naar de werf. De MCC zou in deze nieuwe fase van haar bestaan 30 schepen in opdracht bouwen; daaronder waren schepen voor de marine, de Nederlandse Handelsmaatschappij, het stoombootveer Vlissingen-Breskens en het stoombootveer Middelburg-Rotterdam. In de tweede helft van de 19e eeuw probeerde het bedrijf zich te specialiseren in de reparatie van ijzeren schepen. Tevergeefs, in 1889 viel het doek definitief.